Het eerste geschreven document met een directe verwijzing naar de Canarische Eilanden is afkomstig van Plinius de Oudere een Romeinse schrijver en soldaat die in de eerste eeuw leefde.
Hij citeert de reis van koning Juba II van Mauretanië naar de eilanden in 40 voor Christus.
Hij noemt de eilanden voor het eerst de Fortunatae Insulae (Gelukkige Eilanden). In dit document wordt voor het eerst de term Canaria gebruikt om het eiland Gran Canaria aan te duiden.
Volgens Plinius werd deze naam aan het eiland gegeven ter nagedachtenis aan twee grote honden die de gezanten van Juba daar gevangen namen en later meenamen naar Mauritanië (een oude regio in het noordwesten van de Maghreb, niet te verwarren met het huidige Mauritanië).
Volgens dit document waren er dus honden op het eiland. In het Latijns heet een hond een ‘canis’ en het was in die tijd gewoonte om dierennamen te gebruiken voor plaatsen, gebieden en dus ook eilanden.
De taalkundige Geoling Uista heeft deze theorie nu nieuw leven ingeblazen en daar over gepubliceerd.
Geen kanaries dus, maar honden.
Foto: Carlos A. Rodriguez