Zij kon het lonken niet laten

Gran Canaria heeft al vanaf mijn prille jeugd haar best gedaan om mij in haar netten te strikken. Ik was nog geen drie jaar oud toen ik in 1959 voor het eerst voet aan wal zette in de haven van Las Palmas, tijdens een tussenstop van de boot die mij met mijn moeder en jongere broertje vanuit mijn geboorteland Argentinië voor familiebezoek naar Holland (men had het toen nog niet zo vaak over “Nederland”) bracht. Als ik het goed heb, zijn die eerste stapjes in een kiekje vastgelegd en zou ik dat nog in een oud fotoalbum kunnen opzoeken.

Meer dan twee decennia verstreken voordat ik de volgende tussenstop op het eiland maakte, ditmaal als bemanningslid van een vliegtuig van de KLM. Las Palmas fungeerde op de route naar Zuid-Amerika tijdelijk als alternatief voor de luchthaven van Lissabon, die wegens groot onderhoud op slot ging. Het was voor mij een unieke kans om de stad te verkennen en ook eens de bus te nemen naar de toen al vermaarde duinen en het strand van Maspalomas.

Niet veel later besloten een oom en tante van mij hun zaak te verkopen en naar Gran Canaria te emigreren. Zij maakten de reis vanuit Amsterdam in een camper plus aanhangwagen met speedboot (mijn oom was een fervent zeevisser) en streken neer in een bungalow met uitzicht op de haven (en hun boot) van Puerto Rico. De tocht over de oude weg langs de kust moet een waar avontuur zijn geweest. Uiteraard kregen zij in de loop der tijd veel aanloop van familieleden en vrienden uit Nederland, zo ook van mij en mijn toenmalige partner tijdens een klassieke zonvakantie op Lanzarote en Gran Canaria. Mijn tante was inmiddels weduwe en had de camper en de boot verkocht.

Van mijn moeder, die elk jaar een paar weken bij haar zus logeerde, hoorde ik later enthousiaste verhalen over de Nederlandse vereniging (tante was lid van de evenementencommissie), de bergwandeltochten, de puzzelritten, enz. Maar dat was toen voor mij een ver-van-mijn-bed-show.

Een gemeenschappelijke kennis uit de vertaalwereld stelde mij op een gegeven moment voor aan een collega uit Las Palmas. Hij had via een of andere, door het dagblad El País georganiseerde, wedstrijd een reis naar Buenos Aires gewonnen, waar ik toevallig een tijdje bij mijn vader verbleef. Het was een prettige kennismaking en ik werd uitgenodigd om hem ook eens op Gran Canaria op te zoeken. Aldus geschiedde. Mijn voorbeeldige gastheer had een druk en hoogst interessant programma voor mij en mijn vriend samengesteld, met o.a. een rondleiding in het grote theater Pérez Galdós, een toneelvoorstelling, een concert in het auditorio Alfredo Kraus, een bezoek aan een tentoonstelling hedendaagse kunst, een bezichtiging van de kathedraal (inclusief de Nederlandse klok), een excursie naar het – koude! – hart van het eiland (Tejeda, Roque Nublo), een kroegentocht ;met tapas en diverse etentjes op leuke locaties. Ter onderbreking en afwisseling maakten wij ook nog een uitstap naar Tenerife met de ferry.

Het duurde nog een paar jaar voordat mijn band met het eiland, na dat jarenlange gelonk, definitief gestalte kreeg. Ik ging minder werken (deed dat sowieso al van huis), mijn partner idem dito en we wilden ook in de winter buiten met mooi weer kunnen tennissen (en hij ook padellen). We onderzochten de mogelijkheden en kwamen uit in de bergen in de buurt van Maspalomas. De rest is geschiedenis.

Diego Puls

Scroll naar boven