De historie van Gran Canaria
Gran Canaria is een van de Canarische Eilanden, een archipel in de Atlantische Oceaan. Het behoort tot Spanje. Het eiland is van vulkanische oorsprong. De hoofdstad is Las Palmas de Gran Canaria, de dichtbevolktste stad van de Canarische Eilanden en een van de tien grootste steden van Spanje,
Gran Canaria ligt ten zuidoosten van Tenerife en ten westen van Fuerteventura. De noordwestkust van Afrika ligt op ongeveer 150 km afstand en het vasteland van Europa is zo'n 1350 km verwijderd van Gran Canaria. De oppervlakte bedraagt 1560 km². Het hoogste punt ligt op 1949 meter, de top van de Pico de las Nieves. Het eiland heeft een ronde vorm, met een diameter van ongeveer 50 km.
Het eiland werd vanaf 3000 v.Chr. bevolkt door de Guanchen. Zij noemden het Tamarán. Ca. 30 jaar v.Chr. stuurde de Romeinse koning Juba II van Mauritanië een expeditie naar de eilanden en de leden hiervan troffen er een grote hondensoort aan. Sinds die tijd werden de eilanden ook wel Hondeneilanden (Insulae Canium) of Canarische Eilanden genoemd (canis = hond in het Latijn).
Voordat de eerste Europeanen verschenen wisten de Grieken en de Romeinen al af van het bestaan van de Canarische Eilanden. Homerus, Plato, Herodes en Salustius spraken en schreven al over de eilanden. Waarschijnlijk hebben de Feniciërs al rond 1000 v.Chr. handel gedreven met de toenmalige bewoners van de eilanden.
Tot de 13 eeuw kwamen de eilanden niet meer in de geschiedschrijving voor omdat ze buiten de reguliere zeevaartroutes lagen. De verovering van de Canarische Eilanden begon met hun herontdekking in 1312 door de uit Genua afkomstige Lanzarote Malocello. Na zijn terugkeer verschenen in 1339 enkele eilanden op de Mallorcaanse landkaarten van de cartograaf Dulcert. In 1344 werd Luis de la Cerda, achterkleinzoon van Alfonso X van Castilië, door paus Clemens VI gekroond tot koning van ‘Fortuna’, zoals de eilanden toen genoemd werden. De nieuwe koning stierf echter al heel snel uiteindelijk kreeg Roberto de Bracamonte de Canarische Eilanden als geschenk van Enrique III van Castilië. Robert de Bracamonte schonk de eilanden op zijn beurt aan zijn Normandische neef Jean de Béthencourt.
In 1402 gaf de Castiliaanse koning Enrique III aan de Normandische edelman Jean de Béthencourt de opdracht om de eilanden te veroveren. De Béthencourt nam de opdracht aan, maar de Guanchen verdedigden zich fel en het lukte hem uiteindelijk niet om Gran Canaria en La Palma in te nemen, de andere eilanden wel.
Spanje veroverde het in de 15e eeuw, tijdens het bewind van de Reyes Católicos (de katholieke koningen, Isabella I van Castilië en Ferdinand II van Aragon). Door het verzet van de oorspronkelijke bewoners hadden de Spanjaarden vijf jaar nodig om het volledige eiland te veroveren. In 1478 werd door Juan Rejón de stad Las Palmas de Gran Canaria gesticht, de eerste plek van Gran Canaria die in Spaanse handen kwam. Gran Canaria werd volledig ingelijfd en onder gezag van de Kroon van Castilië gebracht onder Pedro de Vera, die in 1483 de verovering, door Juan Rejón begonnen, voltooide.
In de 16e en 17e eeuw waren de Canarische Eilanden een geliefd jachtgebied voor Engelse, Franse en Nederlandse piraten. De Franse zeerover Saintogne was in staat om in 1543 Las Palmas te bezetten. Bij zijn terugtocht nam hij drie volgeladen suikerschepen mee. Schepen gevuld met goud en zilver uit Amerika maakten vaak een tussenstop op Gran Canaria voordat ze verder voeren naar Europa. Deze schepen waren een geliefd doelwit voor de zeerovers. De piraten gingen ook regelmatig aan land om plundertochten te houden.
Onder leiding van Sir Francis Drake deed Engeland in 1585 een aanval op Las Palmas. De Engelsen werden echter verslagen. De Engelse nederlaag wordt tegenwoordig nog steeds gevierd op 6 oktober op het schiereiland La Isleta bij Las Palmas.
De stad Las Palmas groeide uit tot een belangrijke haven voor schepen die onderweg waren van Europa of Afrika naar Amerika. Ook ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus maakte op Gran Canaria een tussenstop. Het bekende Columbushuis, Casa de Colon, in Las Palmas herinnert hieraan.
Doordat het Spaanse rijk als koloniale macht nu op haar hoogtepunt was, nam het belang van de haven van Las Palmas ook toe. Een smet op de historie van Gran Canaria was de slavenhandel; via de Gran Canaria werden miljoenen zwarten mensen uit West-Afrika naar Amerika gedeporteerd. De vaak rijk beladen schepen uit Amerika werden regelmatig overvallen door piraten en ook de nederzettingen op de Gran Canaria werden nogal eens geplunderd.
Het eiland kende in de 17de en 18de eeuw een bloeitijd door handel in suiker en later in wijn zoals de wijnbouw op de andere Canarische Eilanden zich ontwikkelde. Nog later werd vooral de bananenteelt belangrijk voor het eiland. Vanaf het begin van de 19de eeuw ging het een stuk slechter met de economie en vertrokken veel eilandbewoners richting Zuid-Amerika.
We moeten wachten tot het midden der 19e eeuw, alvorens de vrijhavens werden uitgeroepen. Een speciaal economisch regime, gecreëerd om de handelsrelaties van de archipel te bevorderen. Het is juist deze fiscale voorkeursbehandeling, gebaseerd op vrijstelling van heffingen en faciliteiten voor het handelsverkeer, die steeds meer Engelse scheepvaartondernemingen en schepen vanuit Canary Wharf naar het eiland trekt. Heden ten dage, wordt de status van Gran Canaria en de archipel geregeld, in de wet op het fiscaal en economisch stelsel. Deze werd ingevoerd, sinds de Canarische Eilanden deel uit maken van de Europese Unie.
Juist dit scheepvaartverkeer, was de oorzaak dat het toerisme op Gran Canaria zich zou ontwikkelen. In de loop der jaren zou het uitgroeien tot de belangrijkste inkomstenbron van Gran Canaria en het eiland een van de hoogste plaatsen geven op de rangladder van toeristische bestemmingen op de wereld. Vanaf de tweede helft der 19e eeuw werd Gran Canaria populair onder de Europeanen als ontspanningsoord en kuuroord. Dit werd door de scheepvaartondernemingen benut door bij de overtochten, hutten beschikbaar te stellen voor passagiers. Het waren ook deze maatschappijen, die de bouw van hotels op het eiland bevorderden, waaronder het Santa Catalina Hotel in Las Palmas de Gran Canaria (1890). Dit hotel bestaat, als enige uit die tijd, nog steeds en blijft heel bijzonder.
De ontwikkeling van het toerisme en de bijbehorende dienstverlenende sector werden verstoord door de opeenvolgende oorlogen (1e wereldoorlog, Spaanse burgeroorlog en 2e wereldoorlog ). Zelfs de opening in 1930 van het vliegveld van Gran Canaria, toentertijd Gando, kon de toeristenindustrie geen nieuw leven inblazen.
Pas in de jaren 50, ontstond weer een stijgende tendens in de bezoekersaantallen. Met kerstmis 1957 landde op Gando een vliegtuig van de Zweedse maatschappij Transair AB, met al de 54 stoelen bezet. Het betrof de eerste vlucht van een serie charters, waarmee Gran Canaria werd geïntroduceerd in het georganiseerde groepstoerisme als moderne toeristische economische activiteit.
Gran Canaria was ook een kleine week Nederlands
Van 28 juni tot en met 8 juli 1599 was de Nederlandse admiraal en vlootvoogd Pieter van der Does de baas over de stad ‘Real de Las Palmas’, het huidige Las Palmas de Gran Canaria. De hoofdstad van Gran Canaria was dus minder dan een week Hollands eigendom waarna van der Does verslagen werd en zich moest terugtrekken.
Pieter van der Does was met meer dan 12.000 militairen en zeevaarders op 74 schepen naar Gran Canaria gevaren met de bedoeling om de hoofdstad, het toenmalige Real de Las Palmas, in te nemen en daarna de rest van de Spaanse archipel te veroveren. Maar eigenlijk was dit helemaal niet de bedoeling van de Nederlandse vlootvoogd.
Weliswaar veroverde Van der Does de stad Las Palmas de Gran Canaria, de verovering van het hele eiland Gran Canaria mislukte. Na opnieuw zware verliezen reisde hij daarna met een deel van de vloot door naar het aan de Afrikaanse Westkust gelegen Sao Tomé, toentertijd evenals de Canarische Eilanden Spaans bezit. Daar vond Pieter van der Does zijn einde vanwege verwondingen die hij bij de inname van Las Palmas had opgelopen; sommige bronnen melden echter dat hij stierf aan malaria.
De Nederlandse Vereniging Canaria heeft tijdens het vijfentwintigjarig bestaan van de vereniging, tijdens het feest van de overwinning vierhonderd jaar geleden op de Nederlanders, die in juni 1999 was, de bronzen kerkklok teruggegeven.
De Guanches
Ten eerste, de oorspronkelijke bewoners van Gran Canaria zijn niet echt “Guanches”, want dat was de naam voor de oorspronkelijke bewoners van het eiland Tenerife. Europeanen, die op Tenerife belandden in de 15e eeuw, waren meer getint, krachtiger gebouwd met blauwe of grijze ogen en blond haar. Deze slanke eilandbewoners werden bekend als Guanches, de naam is afgeleid van “Guan” (man) en “che” (witte berg), een verwijzing naar de besneeuwde vulkaan Teide die het eiland domineert.
De oorspronkelijke bewoners van Gran Canaria, worden gewoonlijk aangeduid als ‘Canarii’, ‘Canarios’ of zelfs ‘Grancanarios’, maar om verwarring te voorkomen (Canarios kan ook betekenen de huidige bewoners van de Canarische Eilanden) houden we ons aan Guanches. De Guanches hebben menig antropologen weten te intrigeren, omdat blond haar een zeldzaamheid is voor inboorlingen. Sommigen beweren dat ze verband houden met de Berbers van het naburige Marokko, die dezelfde fysieke kenmerken vertoonden. Geïsoleerd op hun eilanden bleven de Guanches onvermengd, oftewel ‘zuiver’ van ras tot de komst van de Europeanen. Anderen koppelen de Guanches aan de Cro-Magnon types die Portugal bewoonden rond 8000 voor Christus. Een andere theorie is dat ze de uitkomst zijn van een partij overvallen door de Vikingen. Nog een theorie is dat de vroegste Guanches afstammen van de Canarii stam, waarschijnlijk gerelateerd aan de Berbers.
De Guanches (uitgesproken als go-wan-chays) vochten fel met primitieve wapens, lansen, rotsen en een itenique, een steen gewikkeld in dierenhuid en gehanteerd als een foelie. De term Guanche kwam om te worden gebruikt voor alle mensen van de zeven Canarische Eilanden, hoewel niet iedereen in de beschrijving past. De Guanches leidden een primitief bestaan dat bestond uit eenvoudige landbouw, jacht en het verzamelen temidden van de grootsheid van de natuur. Hun voorouders kwamen door zee met gedomesticeerde dieren, geiten, varkens en honden. Ze dronken melk, gebruikten boter en genoten van een aantal vruchten. Ook genoten zij van geroosterde gerst , een bruine schotel die nog steeds geserveerd wordt. De vrouwen maakten aardewerk en versierden het met plantaardige kleurstoffen. Werktuigen werden gevormd van hout, steen en been. Sieraden werden gemaakt van schelpen en kralen, en tunieken en vesten van geitenleer of gevlochten biezen.
Na de inname van het eiland in de late jaren 1400 door de Spanjaarden en de oprichting van Las Palmas, wordt gemeld dat de naam werd veranderd in Gran Canaria, als gevolg van de waardering die de Canarii kregen in hun strijd om de invasie te weerstaan .
Helaas, als gevolg van de decimering van de inheemse bevolking in de strijd en de geleidelijke fusie met de bezettende volkeren en de daarop volgende, zijn er geen levende sporen van de trotse mensen van die tijd, hoewel kostbare Archeologisch vondsten ons het bewijs van hun bestaan en levensstijl heeft bewezen.
Disclaimer
Deze informatie is verzameld door vrijwilligers van de NVGC die geen speciale kennis hebben. Ondanks het feit dat wij zorgvuldig zijn kunt u geen rechten ontlenen aan deze publicatie en kan het zijn dat deze informatie inmiddels achterhaald is.
De informatie-pagina's van de NVGC zijn constant in beweging en u speelt daarin ook een rol. Heeft u een op- of aanmerking? Kunt u aanvullen? Weet u meer? Vertel het ons! Nederlanders helpen Nederlanders!